Wanneer de huidige reguliere geneeskunde geen antwoorden weet en geen Hippocratische oplossingen kan bieden, wordt het tijd om ánders te gaan kijken, het fenomenologisch onderzoek.
Diagnostische modellen
Sackett onderscheidt vier manieren om tot een diagnose te komen.
Patroonherkenning;
Een voorbeeld van patroonherkenning is een typische zona, wat een dusdanig herkenbaar patroon heeft, dat missen van de diagnose eigenlijk niet mogelijk is. Nadeel is echter, dat het aantal patronen, dat de onderzoeker kent, bepalend is voor de beoordeling van het probleem. Hierbij is de kennis en ervaring de beperkende factor en de bekende stokpaardjes liggen op de loer.
Verzamelmethode;
Bij de verzamelmethode ondervraagt men, men onderzoekt en voert testen uit. Deze methode is geschikt in de praktijk voor osteopathie, omdat bij aanvang van een onderzoek een brede benadering van groot belang is, om een goede indruk te krijgen van de gezondheidssituatie van de patiënt op dat moment. De patiënt moet in een zo breed mogelijk kader geplaatst worden. Wel is het essentieel om uiteindelijk te bepalen of er een bepaalde pathologie moet worden uitgesloten, of dat een indicatie voor osteopathie moet worden uitgesloten.
Beslisboom;
De algoritmische aanpak, de beslisboom, is de laatste decennia zeer populair geworden, niet alleen in de medische wereld, maar ook daarbuiten in bijvoorbeeld de automechanica.
Het is eigenlijk een standaardmethode die voor een groot aantal ziektebeelden reeds is uitgewerkt Iedere beslissing is in dit systeem dichotoom; ja/nee, net zoals bij een computer.
Hypothese;
De vierde methode van Sackett is het gericht aftasten, hetgeen in de USA de hypotheticodeductieve methode wordt genoemd, deze past ten dele ook bij de osteopaat omdat het pad, waarlangs het vaststellen van het dysfunctiemechanisme plaats vindt, steeds kan worden bijgestuurd.
Fenomenologisch kijken
Het ánders kijken in de gezondheidszorg is complementair wanneer men ook daadwerkelijk ánders kijkt. De fenomenologie gaat uit van de directe ervaring van fenomenen (verschijnselen) en de afgeleide essentie van de ervaring.
De totaaldiagnostiek past beter bij de osteopathie en mesologie. De osteopaat of mesoloog is immers zelf het subject van zijn waarneming. Pas wanneer alle dysfuncties van de patiënt in kaart zijn gebracht, kan een werkhypothese van een dysfunctiefenomeen worden opgezet, waarna het onderzoekend behandelen de werkhypothese kan verwerpen of aannemen. Wanneer wij alle facetten van het individu in totaliteit onderzoeken, leiden de gevonden dysfuncties tot een unieke blauwdruk van de patiënt. Deze blauwdruk van gevonden dysfuncties moeten het klachtenbeeld van de patiënt kunnen verklaren. Het klachtenbeeld van feitelijk de totale anamnese, zowel de hoofdklacht, als de nevenklachten, als het psychische en sociale welbevinden. Pas dan beantwoorden we aan een belangrijk principe van het ánders kijken: het menselijk organisme is een biologische eenheid.
Inhibitietesten en provocatietesten bepalen vervolgens in welke mate disfuncties dirigerend zijn. Dit is niet hetzelfde als het bepalen van een oorzaak, maar eerder wat is hier (fenomenologisch) de dirigerende keten, het levert informatie om ‘ergens’ te beginnen. Inhibitietesten bieden ons de uniciteit mens. Aansluitend op de inhibitie volgt de integratie om te komen tot een therapieplan. Dit plan dient te voeren tot genezing of beter gezegd zelfregulatie. Het zich beter voelen, is nog lang niet doorslaggevend. Beter zijn vraagt een nieuwe structuur en dat is afhankelijk van de turnover-tijd van het betroffen weefsel. Genezen is groeien of beter gezegd ‘genezen = genese’.